
Jurisprudentie
AZ9303
Datum uitspraak2006-12-14
Datum gepubliceerd2007-02-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers55060 KG ZA 06-232
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2007-02-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers55060 KG ZA 06-232
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Nakomen pachtovereenkomst.
Eisers vorderen, kort weergegeven, gedaagde te veroordelen om aan hen via de bestaande dam aan de Nieuweweg te Eede en via het perceel van gedaagde ongehinderd toegang te verschaffen tot voornoemde door hen van gedaagde gepachte percelen op straffe van een dwangsom. Zij stellen daartoe dat gedaagde onrechtmatig jegens hen en in strijd met de pachtovereenkomst handelt door hen geen toegang te verschaffen tot hun percelen via zijn perceel. Eisers stellen schade te lijden als gevolg van gemiste opbrengsten nu zij feitelijk geen gebruik kunnen maken van de betreffende percelen.
...Het feit dat de tenaamstelling in het pachtcontract niet geheel overeenstemt met de namen van eisers mag er onder die omstandigheden niet toe leiden dat zij niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen...
Namens gedaagde is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangekondigd dat de pacht van de betreffende percelen zal worden opgezegd. Voorts is door gedaagde onweersproken gesteld dat pas over 1 of 2 maanden feitelijk gebruik zal worden gemaakt van de grond en dat voor die tijd de pachtovereenkomst door opzegging zijnerzijds beëindigd zal zijn. Voorshands kan derhalve geconcludeerd worden dat, indien de grond al voor het eindigen van de pachtovereenkomst bewerkt zou (kunnen) worden, daarvan geen opbrengst te verwachten is voor het eindigen van de pachtovereenkomst.
Gelet hierop zal het gevorderde wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 14 december 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 232/2006
de burgerlijke maatschap [eiser 1];
[eiser 2];
[eiseres 3];
beide wonende te Eede, gemeente Sluis,
eisers,
procureur: mr. J.B. de Meester,
tegen:
[gedaagde],
wonende te Eede, gemeente Sluis,
gedaagde,
procureur: mr. C.J. IJdema,
advocaat: mr. D.M.H.M. van Dijk.
1. Het verloop van het geding
Het dossier bevat de volgende processtukken:
dagvaarding met bijlagen;
fax d.d. 6 december van mr. De Meester met bijlage;
pleitnotities zijdens beide partijen.
De feiten
2.1. Blijkens de pachtovereenkomst pacht [eiser 1]-van Hecke de percelen aangeduid als sectie G nummer 229 en G nummer 227 gedeeltelijk, in totaal groot 0,44 hectare, van gedaagde. Deze percelen hebben geen eigen toegang tot de openbare weg (Nieuweweg).
2.2. Het perceel dat gedaagde in eigendom heeft, eveneens aangeduid als sectie G nummer 227, dat grenst aan voornoemde percelen, heeft via de aanwezige dam rechtstreeks toegang tot de Nieuweweg.
Het geschil
3.1. Eisers vorderen, kort weergegeven, gedaagde te veroordelen om aan hen via de bestaande dam aan de Nieuweweg te Eede en via het perceel van gedaagde ongehinderd toegang te verschaffen tot voornoemde door hen van gedaagde gepachte percelen op straffe van een dwangsom. Zij stellen daartoe dat gedaagde onrechtmatig jegens hen en in strijd met de pachtovereenkomst handelt door hen geen toegang te verschaffen tot hun percelen via zijn perceel. Eisers stellen schade te lijden als gevolg van gemiste opbrengsten nu zij feitelijk geen gebruik kunnen maken van de betreffende percelen.
3.2. Gedaagde heeft verweer gevoerd. Hij betwist de ontvankelijkheid van eisers en voorts hun belang bij het gevorderde gelet op het op zeer korte termijn eindigen van de pachtovereenkomst.
De beoordeling
4.1. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid van eisers het volgende.
De tekst van de pachtovereenkomst noemt [belanghebbende] als pachter. Uit hetgeen zij over en weer stellen blijkt echter wel dat partijen ervan uit gaan dat zij met elkaar een pachtovereenkomst hebben. Voorshands wordt derhalve aangenomen dat het voor partijen ten tijde van het sluiten van de pachtovereenkomst kennelijk duidelijk is geweest wie bedoeld werd met [belanghebbende]. Het feit dat de tenaamstelling in het pachtcontract niet geheel overeenstemt met de namen van eisers mag er onder die omstandigheden niet toe leiden dat zij niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Gelet hierop zal het verweer van gedaagde op dit punt worden gepasseerd.
4.2. Namens gedaagde is ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangekondigd dat de pacht van de betreffende percelen zal worden opgezegd. Voorts is door gedaagde onweersproken gesteld dat pas over 1 of 2 maanden feitelijk gebruik zal worden gemaakt van de grond en dat voor die tijd de pachtovereenkomst door opzegging zijnerzijds beëindigd zal zijn. Voorshands kan derhalve geconcludeerd worden dat, indien de grond al voor het eindigen van de pachtovereenkomst bewerkt zou (kunnen) worden, daarvan geen opbrengst te verwachten is voor het eindigen van de pachtovereenkomst.
Gelet hierop zal het gevorderde wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
4.3 Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het gevorderde af;
veroordeelt eisers in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 248,-- wegens griffierechten en € 1.054,-- wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.

